Johannes wordt geboren op 13 januari 1926 in Breda en woont in Den Haag. Als dienstplichtige komt hij in het voorjaar van 1947 op bij de Koninklijke Landmacht in Venlo waar hij wordt ingedeeld bij 2 Mitrailleur Bataljon. Wegens het losgebarsten revolutionaire geweld van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd wordt Johannes voor de vervulling van zijn dienstverband naar Nederlands-Indië gezonden om er bij te dragen aan het herstel van de rust en het Nederlandse gezag. Na een training van enkele maanden vertrekt hij op 30 juli met de Volendam naar de Oost, waar hij na een zeereis van een maand debarkeert in Batavia. Onderweg wordt het bataljon geplaagd door een uitbraak van ‘goedaardige tyfus’, waardoor na aankomst 77 zieken overgebracht moeten worden naar het hospitaal en twee weken in quarantaine blijven.
Johannes wordt met zijn eenheid aanvankelijk gelegerd in Buitenzorg en ingezet voor wachtdiensten. In november 1947 wordt het bataljon naar Oost-Java gezonden, waar ze patrouilles lopen en verschillende posten beveiligen. Marius, ingedeeld bij de mortiercompagnie, wordt met zijn eenheid gelegerd in Kraksaän aan de kust. In april 1948 volgt overplaatsing naar Soerabaja.
Tijdens de Tweede Politionele Actie, beginnend op 19 december 1948, wordt Johannes toegevoegd aan de Mariniersbrigade aan het westfront van Oost-Java, waar ze op heftig verzet van het revolutionaire leger stuiten. Vanwege het zware geschut dat de mortiercompagnie en de mitrailleurbataljons in de strijd brengen, worden zij met name door de vijand het mikpunt van beschietingen.
Op 24 december 1948 sneuvelt Johannes in Soerabaja na dodelijk te zijn getroffen tijdens militaire operaties. Hij is 22 jaar geworden en vindt zijn laatste rustplaats op het Nederlands ereveld Kembang Kuning in Surabaya.
Reactie toevoegen