Jakob wordt geboren op 25 juli 1926 in het Groningse Winschoten en woont in Eindhoven. Als dienstplichtig soldaat komt hij in het najaar van 1946 op bij de Koninklijke Landmacht en wordt ingedeeld bij de 33e compagnie van de Aan- en Afvoertroepen (AAT). De Aan- en Afvoertroepen zijn verantwoordelijk voor het transport van manschappen, munitie, materieel en proviand.
Vanwege het losgebarsten revolutionaire geweld van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd wordt Jakob voor de vervulling van zijn dienstverband naar Nederlands-Indië gezonden om daar bij te dragen aan het herstel van de rust en het Nederlandse gezag. Begin april 1947 vertrekt hij met de Johan van Oldenbarnevelt naar de Oost, waar hij begin juni aan land gaat in de haven Belawan in Noord-Sumatra.
Jakob wordt ingezet voor het transport van voornamelijk levensmiddelen, munitie, brandhout, bouwmaterialen van de Verbruiks- en Levensmiddelenmagazijnen (VLM) naar de aanvulstations. Totdat in juni een eigen wagenpark wordt binnengebracht, maakt de compagnie gebruik van geconfisceerde Japanse voertuigen. Het werk is niet zonder gevaar; de konvoois zijn regelmatig het mikpunt van beschietingen door sluipschutters en langs de wegen laten de revolutionairen veelvuldig mijnen en trekbommen achter.
Tijdens de Eerste Politionele Actie van 21 juli tot 4 augustus 1947 vervoert Jakob troepen en munitie naar het front, daarna wordt het reguliere werk hervat. De omstandigheden in Noord-Sumatra blijven echter gevaarlijk voor de Nederlandse militairen. Na afloop van de Actie moet met dezelfde aantallen soldaten een veel groter territorium worden veiliggesteld, wat een onmogelijke opgave blijkt te zijn. Het aantal aanslagen en infiltraties van de revolutionairen neemt na de Actie dan ook sterk toe.
Tegen deze achtergrond sneuvelt Jakob op 15 maart 1948 in Medan. Hij is 21 jaar geworden en vindt zijn laatste rustplaats op het Nederlands ereveld Leuwigajah in Cimahi.
Reactie toevoegen