Mathieu Muller

Mathieu wordt geboren op 6 juni 1928 in Vierlingsbeek. In 1938 verhuist het gezin naar Boxmeer. Opgeroepen voor de dienstplicht, meldt hij zich in de zomer van 1948 bij de Koninklijke Landmacht in Amersfoort, waar hij als soldaat wordt ingedeeld bij het Garde Regiment Jagers van de infanterie.

Wegens het losgebarsten, revolutionaire geweld van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd wordt hij uitgezonden naar Nederlands-Indië, om daar bij te dragen aan het herstel van de rust en het Nederlandse gezag. Begin februari 1949 reist hij met de Groote Beer af naar de Oost, waar hij na een zeereis van een maand debarkeert in Soerabaja op Java.

Na aankomst wordt Mathieu met zijn bataljon overgebracht naar Probolinggo en daar in de omgeving gelegerd. Vanaf begin maart is het bataljon actief in Madioen, Kanigoro en bij de brug van Kaibon en in april neemt een deel van de eenheid deel aan de bezetting van Redjosari. Andere delen van het bataljon werden in de omgeving gelegerd, of ingezet voor de bewaking van de spoorbaan tussen Madioen en Wilangan.

Het bataljon ondergaat een zware periode. Verspreid over de verschillende posten en vooral rond de spoorbaan worden de Nederlandse militairen aanhoudend geplaagd door beschietingen en vernielingen. Mathieu, 20 jaar oud, sneuvelt op 4 mei 1949 als hij tijdens een patrouille in Poerwodadi in een hinderlaag loopt. Hij vindt zijn laatste rustplaats op het Nederlands ereveld Kembang Kuning in Surabaya.