Jan Sins

Jan wordt geboren op 11 januari 1925 in Den Hout, een kerkdorp bij Oosterhout. Opgeroepen voor de dienstplicht, meldt hij zich in de zomer van 1946 bij de Koninklijke Landmacht in Breda, waar hij wordt ingedeeld bij het 3-8 Regiment Veld Artillerie.

Vanwege het losgebarsten revolutionaire geweld van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd wordt hij voor de vervulling van zijn dienstverband als onderdeel van de 7 December Divisie naar Nederlands-Indië gezonden, om daar bij te dragen aan het herstel van de rust en het Nederlandse gezag. Na een korte opleiding reist hij in oktober 1946 met de Johan de Witt af naar de Oost, waar hij na een maand aankomt in Batavia.

Na aankomst wordt Jan met zijn afdeling gelegerd in het artilleriekamp in Batavia voor aanvullende training en bewapening. Begin januari 1947 verhuist de afdeling naar de haven van Tandjong Priok voor bewaking. Een maand later keert de afdeling terug naar Batavia en wordt in maart vervolgens gelegerd in de sector Tjiandjoer, in de binnenlanden van westelijk Java.

Tijdens de Eerste Politionele Actie van 21 juli tot 4 augustus 1947 neemt de afdeling Soekaboemi in, waarna zuiveringsacties in en rond Soemedang worden gehouden. Na afloop van de actie wordt Jan behalve als artillerist ook als infanterist ingezet voor patrouille rondom Garoet, ten zuidoosten van Bandoeng.

Een betrekkelijk rustige tijd breekt voor Jan aan als hij in april 1948 met de afdeling naar een andere sector ten zuiden van Bandoeng wordt overgeplaatst. Hier komt in juli alweer een einde aan als de artillerie naar het zeer onrustige Tasikmalaja wordt gestuurd, waar opnieuw verschillende acties moeten worden gevoerd.

Jan sneuvelt op 20 september 1948 als hij tijdens een autopatrouille van Tjiawi naar Malangbong, ten noorden van Tasikmalaja, door revolutionairen wordt beschoten. Hij is 23 jaar geworden en vindt zijn laatste rustplaats op het Nederlands ereveld Menteng Pulo in Jakarta.