Bastiaan wordt geboren op 30 mei 1915 in de gemeente De Werken en Sleeuwijk als oudste zoon van Bastiaan van der Stelt senior en Cornelia van Daalen. Na hem volgen Johanna en Herman, maar Herman zou na vijf maanden komen te overlijden.
Bastiaan tekent voor militaire dienst bij het KNIL en vertrekt naar Nederlands-Indië, waar hij zich vermoedelijk in de Javaanse havenstad Soerabaja vestigt. Daar dient hij als brigadier (Europees korporaal) bij de genietroepen.
Op 8 december 1941, een dag na de aanval op Pearl Harbor, verklaart de Nederlandse regering vanuit Londen Japan de oorlog. De Japanners grijpen dit aan om Nederlands-Indië direct binnen te vallen. Een verrassing is dit niet. Vanwege zijn natuurlijke oliebronnen en geostrategische ligging hebben de Japanners de Nederlandse kolonie al langer op het oog als een van de belangrijkste doelen om Oost-Azië te overheersen. Tegen deze achtergrond wordt Bastiaan voor de verdediging van Java ingezet als zoeklichtbediener.
Na een veldtocht van drie maanden hebben de Japanners de belangrijkste strategische punten in de archipel ingenomen. Begin maart 1942 zijn de Japanners geland op Java en het hoofdkwartier van het KNIL wordt van het veroverde Batavia verplaatst naar Bandoeng in het binnenland. Gelijktijdig wordt Soerabaja door de Japanners veroverd, waarna Bastiaan zich met zijn eenheid landinwaarts terugtrekt. Het slecht voorbereide KNIL, ernstig gehinderd door besluiteloosheid aan de top, maakt echter geen schijn van kans. Twee dagen na de capitulatie van het KNIL op 8 maart 1942 in Bandoeng wordt Bastiaan op Java krijgsgevangen genomen.
Samen met duizenden andere Nederlandse militairen wordt hij gedeporteerd naar het vasteland van Zuidoost-Azië, waar hij als dwangarbeider wordt ingezet bij de aanleg van de Birma-spoorlijn. Hij komt daar uiteindelijk terecht in het Birmese kamp Phadong, op 80 kilometer van het westelijke eindpunt van de lijn in Thanbyuzayat.
Werken aan de ‘dodenspoorlijn’ betekent voor de gevangenen zeer lange dagen van extreem zwaar werk, terwijl ze blootstaan aan mishandelingen, ongelukken en tropische ziekten. Ook geallieerde bombardementen op de grotere kampen eisen slachtoffers. Ondertussen lijden ze ernstig gebrek aan adequate voeding, schoon water, medicijnen, kleding en onderdak. Duizenden krijgsgevangenen komen door deze ontberingen om het leven, of keren terug met permanent lichamelijk en geestelijk trauma. Kamp Phadong staat in het bijzonder bekend als een ‘dodenkamp’ vanwege het zeer grote aantal sterfgevallen als gevolg van deze slechte omstandigheden.
Ook voor Bastiaan worden de ontberingen uiteindelijk te veel. Op 24 juni 1943 wordt hij ziek, om enkele maanden later op 16 september te overlijden in een van de kampen van Anganum, ruim 20 kilometer verderop. Als doodsoorzaak worden ‘gekneusde verwondingen’ genoemd. Dit doet vermoeden dat Bastiaan ondanks zijn ziekte heeft moeten doorwerken (of niet adequaat is behandeld) en vervolgens een ongeluk heeft gehad. Ernstig verzwakt als hij dan al is, zijn de opgelopen verwondingen hem fataal geworden.
Bastiaan is 28 jaar geworden en vindt zijn laatste rustplaats op de oorlogsbegraafplaats van het Birmese Thanbyuzayat.
Reactie toevoegen