Frans wordt geboren op 25 september 1925 in Gerwen in een gezin met zeven kinderen. Opgeroepen voor de dienstplicht, meldt hij zich in 1946 bij de Koninklijke Landmacht in Maastricht, waar hij als soldaat wordt ingedeeld bij de stafcompagnie van het dan opgerichte 3-14 Regiment Infanterie.
Vanwege het losgebarsten geweld van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd wordt Frans als onderdeel van de 7 December Divisie voor de vervulling van zijn dienstverband naar Nederlands-Indië uitgezonden om daar bij te dragen aan het herstel van de rust en het Nederlandse gezag. In oktober 1946 vertrekt hij met de Johan de Witt naar de Oost, waar hij een kleine maand later aan land gaat in Batavia. Frans wordt gelegerd in Meester Cornelis en vervult met zijn bataljon vandaaruit bewakingstaken in de stad en op het vliegveld Kemajoran. Een gedeelte van zijn eenheid voert kleine zuiveringen uit ten zuiden van Batavia. Vanaf half maart 1947 wordt Frans ingezet voor de beveiliging van de konvooiweg Buitenzorg-Bandoeng. Ook is hij chauffeur van de pantserwagen van zijn bataljonscommandant, luitenant-kolonel Van Duin.
Na lange, vruchteloze pogingen tussen Nederland en de Republiek om het Akkoord van Linggadjati uitgevoerd te krijgen, geven Den Haag en Batavia de strijdmachten toestemming om met ingang van 21 juli 1947 de Eerste Politionele Actie te beginnen. Doel is het weer onder Nederlandse controle krijgen van economisch vitale gebieden op Java en Sumatra, om zo de Republiek naar de onderhandelingstafel te dwingen. Voor de Nederlandse militairen raken de gebeurtenissen na maandenlang wachten en frustrerend ingehouden acties langs de demarcatielijnen plotseling in een stroomversnelling. Frans rukt met zijn bataljon op naar Soekaboemi dat na een moeizame, door vernielingen en valstrikken gehinderde veldtocht wordt bereikt. Aansluitend wordt Soemedang overgenomen van andere Nederlandse eenheden. Begin augustus neemt Frans deel aan de mars van Cheribon naar Koeningan en Tasikmajala.
Tactisch gezien is de Actie een succes; de weerstand van de revolutionairen is snel gebroken en alle militaire doelen worden gehaald. Diplomatiek loopt Nederland echter ernstige imagoschade op en onder toenemende internationale druk wordt de Actie op 4 augustus dan ook beëindigd. Al snel dient zich een ander kritiek probleem voor; er moet nu een veel groter gebied veilig worden gesteld, wat voor de beperkte, overbelaste Nederlandse troepenmacht haast niet te doen is. Infiltraties en guerrilla-aanvallen nemen in de daaropvolgende maanden dan ook weer snel toe. Niet alleen het revolutionaire leger, maar ook de islamitische strijdgroepen Daroel Islam en Hizboellah vormen een voortdurende bron van onrust.
Ondertussen lopen de Nederlandse soldaten voortdurend risico tropische ziekten op te lopen die als gevolg van de vaak gebrekkige leefomstandigheden in de kampementen snel om zich heen kunnen grijpen. Ook Frans wordt hier het slachtoffer van. Eind oktober 1947 wordt hij met tyfus opgenomen in het kwartierziekenverblijf te Garoet. Enkele dagen later wordt hij per vliegtuig naar het Julianaziekenhuis in Bandoeng gebracht. Zijn toestand is kritiek, maar aanvankelijk is er nog hoop dat hij zich er doorheen slaat. De geboden hulp mag echter niet meer baten. Zijn toestand verslechtert snel en uiteindelijk overlijdt Frans overlijdt op 24 november 1947 in Bandoeng aan de ziekte. Hij is 22 jaar geworden en vindt zijn laatste rustplaats op het Nederlands ereveld Menteng Pulo in Jakarta.
Reactie toevoegen