Herman wordt geboren op 8 april 1906 in ’s-Hertogenbosch als vierde kind van Thijs Dorenbosch en Maria Remmen. Voor en na Herman zijn er nog drie doodgeboren of zeer jong gestorven kinderen geweest, maar uiteindelijk zal het gezin naast Herman nog vijf zoons en een dochter tellen die de volwassenheid halen.
Van Hermans drie oudere broers is de middelste geestelijk gehandicapt, zodat Herman het meest optrekt met zijn oudste broer Piet. Samen bezoeken ze het Sint Janslyceum in ’s-Hertogenbosch en zijn ze aangesloten bij Jong Brabant.
Herman is een uitstekende leerling en de school adviseert zijn ouders dan ook hem door te laten studeren. Als spoorstudent begint hij in 1927 aan de studie Indologie aan de Rijksuniversiteit van Utrecht. Hiervoor heeft hij vermoedelijk ook een beurs gekregen, met de bepaling dat hij voor het opdoen van werkervaring voor enkele jaren tekent bij het Binnenlands Bestuur in Nederlands-Indië. Nadat Herman in 1931 is afgestudeerd, vertrekt hij in juni naar Indië, waar hij op Sumatra wordt aangesteld als administrateur te Medan. Het jaar daarop is hij aspirant-controleur in Tandjong Balei, om vanaf 1934 volledig zelfstandig aan de slag te gaan als controleur in Pakanbaroe. Daar is hij verantwoordelijk voor alle bestuurlijke werkzaamheden en trekt hij voor inspecties rond door zijn district.
Kort voor zijn vertrekt naar de Oost leert hij in Nijmegen Johanna ‘Joop’ Dederen kennen met wie hij wil trouwen en mee wil nemen naar Indië. Joops vader vindt echter dat Herman eerst 21 jaar moet zijn en ook eerst in Indië thuisraakt, voordat hij zijn dochter daar naartoe laat vertrekken. In mei 1932 vindt bij volmacht het burgerlijk huwelijk in Nijmegen plaats, waarna Joop naar Medan afreist, waar het kerkelijk huwelijk wordt gesloten. Uit hun huwelijk worden drie dochters geboren.
In 1938, als Herman en Joop voor verlof terug in Nederland zijn, overlijden Hermans moeder en Joops moeder. Ze verblijven dan in Boxtel, waar Piet werkt op de gemeentesecretarie. Als rond diezelfde tijd Piets dochter wordt geboren, treden Herman en Joop op als peetouders.
Na terugkomst in Indië wordt Herman aangesteld als controleur in Bandjermasin op Borneo. In het kader van de broederdienst, is Herman in Nederland weliswaar vrijgesteld van de dienstplicht, maar in Nederlands-Indië moet hij alsnog een vorm van dienstplicht vervullen in zijn eerste standplaats Medan.
Op 8 december 1941, een dag na de aanval op Pearl Harbor, verklaart de Nederlandse regering vanuit Londen Japan de oorlog. De Japanners grijpen dit aan om Nederlands-Indië direct binnen te vallen. Vanwege zijn natuurlijke oliebronnen en geostrategische ligging is de verovering van de Nederlandse kolonie voor de Japanners een van de belangrijkste doelen geworden om Oost-Azië te overheersen. Tegen deze achtergrond wordt Herman als milicien opgeroepen voor militaire dienst en ingedeeld bij de Stadswacht van Bandjermasin.
Na een veldtocht van drie maanden hebben de Japanners de belangrijkste strategische punten in de archipel veroverd. Het KNIL, slecht voorbereid en uitgerust en ernstig gehinderd door besluiteloosheid aan de top, biedt sporadisch nog heftige tegenstand, maar is niet opgewassen tegen de superieure Japanse vuurkracht. Op 8 maart 1942 capituleert het KNIL te Bandoeng op Java.
Op Borneo pleegt het Binnenlands Bestuur ten tijde van de Japanse inval op grote schaal sabotage door de daar aanwezige petroleumvelden die voor de Japanners van essentieel belang zijn in brand te steken. Na de val van Borneo executeren de Japanners uit vergelding verschillende ambtenaren van het Binnenlandse Bestuur. Herman wordt echter afgevoerd naar het kamp in Balikpapan. Niet alleen is hij ambtenaar geweest, maar als milicien wordt Herman ook als krijgsgevangene behandeld. Op 2 oktober 1944 bezwijkt hij daar aan dysenterie, veroorzaakt door de slechte leefomstandigheden in het kamp. Herman is 38 jaar geworden en vindt zijn laatste rustplaats op het Nederlands ereveld Kembang Kuning in Surabaya.
Reactie toevoegen