José wordt geboren op 11 maart 1912 in Breda. Bij het uitbreken van de oorlog in 1939 dient hij als bootsman Voor Speciale Diensten (VSD) bij de Koninklijke Marine in Nederlands-Indië. Vermoedelijk woont hij dan Soerabaja met zijn vrouw J. van Buren.
Op 8 december 1941, een dag na de aanval op Pearl Harbor, verklaart de Nederlandse regering vanuit Londen Japan de oorlog. De Japanners grijpen dit aan om Nederlands-Indië binnen te vallen. De Nederlandse kolonie is vanwege zijn geostrategische positie en oliebronnen een van de belangrijkste doelen geworden voor de Japanners om Oost-Azië te kunnen overheersen. Tegen deze achtergrond wordt José ingezet bij de verdediging van de kolonie.
Na een veldtocht van drie maanden hebben de Japanners de belangrijkste strategische punten op de archipel ingenomen. Het KNIL, ernstig gehinderd door besluiteloosheid aan de top, biedt tegenstand, maar moet op 8 maart 1942 in Bandoeng capituleren. Naast het KNIL-personeel wordt dan ook de bemanning van de marineschepen in krijgsgevangenschap afgevoerd. Zo belandt ook José in de Javaanse kampen. Later wordt hij naar het vasteland van Zuidoost-Azië gedeporteerd, waar hij als dwangarbeider wordt ingezet bij de aanleg van de Birma-spoorlijn.
Hij komt uiteindelijk terecht in het Thaise kamp Kriankri, ook Kriang Krai genoemd, op 250 kilometer afstand van het oostelijke eindpunt in Non Pladuk. Het kamp ligt daarmee halverwege de lijn, diep in de regenwouden rondom de Thais-Birmese grens over de 50 kilometer verderop gelegen Drie Pagodenpas.
Vergeleken met de andere kampen zijn de leefomstandigheden in Kriankri redelijk goed door de beschikbaarheid van voedsel bij de plaatselijke bevolking en verse vis uit de rivier. Ook is er stromend water aanwezig. Het werk aan de ‘dodenspoorlijn’ betekent voor de gevangenen niettemin lange dagen van zeer zwaar werk. Mishandelingen door de bewakers, ongelukken, tropische ziekten én geallieerde bombardementen eisen dagelijks veel slachtoffers. In de kampen waar de leefomstandigheden iets beter zijn, zoals in Kriankri, is bovendien nog altijd sprake van ernstig gebrek aan medicijnen, kleding en adequaat onderdak. Duizenden krijgsgevangenen komen door deze ontberingen om het leven, of keren terug met permanent lichamelijk en geestelijk trauma.
Ook voor José worden de ontberingen uiteindelijk te veel. Hij bezwijkt op 30 juli 1943 in het kamp op 31-jarige leeftijd. José vindt zijn laatste rustplaats op de oorlogsbegraafplaats van het Thaise Kanchanaburi.
Reactie toevoegen