Twan wordt in Bergen op Zoom geboren op 22 juni 1923 en is tijdens de bezettingsjaren student. Wegens verzetsactiviteiten wordt hij gearresteerd en op 9 september 1944 vanuit kamp Amersfoort naar Neuengamme bij Hamburg gedeporteerd. Vandaaruit wordt Twan doorgezonden naar het buitenkamp Husum-Schwesing in Sleeswijk-Holstein, waar hij als dwangarbeider wordt ingezet bij de aanleg van de Friesenwall. Deze geplande fortificatie langs de Duitse kust moet een eventuele geallieerde invasie vanaf de Noordzee afslaan. De gevangenen graven er metersdiepe tankgrachten in drassige velden, waar het vooral in het najaar ijzig koud is. De rantsoenen bestaan uit waterige soep, opgediend in een roestige bak en een stuk beschimmeld brood. Met drieën tegelijk slapen de gevangenen op smerige eenpersoonsbritsen. Behalve aan infecties en besmettelijk ziektes staan de gevangenen ook bloot aan de terreur van de kampbewakers. Veel gevangenen lijden aan onbehandelde open wonden en dysenterie. In de korte tijd dat het kamp heeft bestaan, zouden 300 van de 2500 gevangenen door mishandeling, ondervoeding en uitputting om het leven komen.
Ook voor Twan worden de ontberingen uiteindelijk te veel. Hij bezwijkt in het kamp op 3 december 1944 op 21-jarige leeftijd. Het zware werk aan de verdedigingslinies dat hij en de andere gevangenen hebben moeten leveren, blijkt volkomen zinloos. Als gevolg van de snelle geallieerde opmars door Duitsland is het concept van de Friesenwall achterhaald geraakt. De gevangenen die dan nog in Husum-Schwesing verblijven, worden op dodenmars terug naar Neuengamme gezet.
Reactie toevoegen