Mari van Esch

Mari wordt op 2 juni 1915 geboren in Haarsteeg en woont in Vlijmen. Al op jonge leeftijd is hij zeer geïnteresseerd in alles wat met het leger te maken had. Als hij 18 jaar, is meldt hij zich bij het Vrijwillige Landstormkorps (VLSK). Hij dient twee jaar bij de afdeling ’s-Hertogenbosch. Vanwege zijn tijd bij het Landstormkorps wordt zijn dienstplicht ingekort van vijf en een halve maand tot ruim zes weken. Als in de loop van 1938 en 1939 Duitsland zich naar het buitenland toe steeds agressiever gedraagt, besluit de Nederlandse regering over te gaan tot de mobilisatie van een deel van de strijdmachten. Mari wordt overgeplaatst naar een eenheid die buiten de algemene mobilisatie al kon worden ingezet. Hierdoor is hij vanaf 11 april 1939 al onder de wapenen; de algemene mobilisatie volgt later dat jaar, op 28 augustus.

Mari’s compagnie wordt ingezet in het Limburgse Kessel als onderdeel van de verdediging van de Maaslinie en wordt gestationeerd in kazemat G-61, een koepelkazemat die de beste bescherming biedt ibij een Duitse inval. Op 10 mei 1940 vallen de Duitsers Nederland binnen en zij weten de weerstand aan de grens snel te breken. Mari is een van de allereerste Nederlandse oorlogsslachtoffers; hij sneuvelt in de kazemat, in de vroege ochtend van de eerste oorlogsdag, op 24-jarige leeftijd.