Abraham Bakker

Abraham wordt geboren op 8 november 1892 in Bergen op Zoom en woont in Voorburg bij Den Haag. Als hofmeester dient hij op het koopvaardijschip M.S. Modjokerto van de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd en is in die functie verantwoordelijk voor de voeding van de bemanning.

Op 6 juni 1940 legt de Nederlandse regering vanuit Londen vaarplicht op aan alle Nederlandse koopvaardijschepen. Het gaat om ongeveer 12.000 opvarenden op 850 schepen. Zo wordt ook Abraham aan boord van Modjokerto ingezet voor de Nederlandse oorlogsvoering aan geallieerde zijde. Het schip vaart tussen Rotterdam en Nederlands-Indië en loopt sinds de Nederlandse oorlogsverklaring aan Japan op 8 december 1941 in al haar vaarwateren gevaar; in Europa is het schip kwetsbaar voor Duitse en in de Oost voor Japanse aanvallen.

Op 1 maart 1942 wordt geprobeerd met het schip van Tjilatjap uit te wijken naar West-Australië, als het ten zuiden van Java door de Japanse zware kruiser Chikuma wordt ontdekt. De Modjokerto wordt onmiddellijk onder vuur genomen en raakt zwaar beschadigd, maar zinkt nog niet meteen. Pas als de onderzeeër I-58 arriveert om torpedo’s af te vuren, gaat de Modjokerto ten onder.

Abraham weet met 35 bemanningsleden in een sloep te ontkomen, maar veiligheid hebben ze niet bereikt. Ze worden door de Japanners opgepikt en meegevoerd terug naar Indië, waar ze op 22 maart aankomen in het krijgsgevangenkamp van Kendari op Celebes. Daar wordt Abraham met de rest twee dagen lang opgesloten in een stenen gebouw. Op 24 maart worden ze naar de executieplaats van het tweede kamp van Kendari gebracht, waar ze allemaal worden onthoofd. Abraham is 49 jaar geworden. Hij wordt samen met de rest aanvankelijk begraven op de Chinese begraafplaats in Kendari, maar vindt zijn laatste rustplaats uiteindelijk op het Nederlands ereveld Ancol in Jakarta.