Douwe wordt geboren op 24 juli 1922 in Heusden als zoon van Watze Ruitinga en Adriana Kroes. Op het moment dat de Duitsers Nederland binnenvallen, woont Douwe in Groningen, waar hij leerling is aan de Zeevaartschool.
In het najaar van 1944 wordt hij in het kader van ‘Onmiddellijke Terugkeer’ van weggebleven tewerkgestelden (O.T.) door de Duitsers naar Lobith gezonden, om daar voor de Wehrmacht verdedigingswerken op te bouwen.
Onderweg probeert hij samen met de eveneens tewerkgestelde Wim Jongsma uit Assen te ontsnappen en de linies naar het inmiddels bevrijde zuiden over te steken, om zich daar bij de geallieerden aan te sluiten. Bij een controle worden ze ontdekt; ze blijken dan ook plattegronden van militaire objecten bij zich te hebben. Verdacht van spionage worden ze gearresteerd en vastgezet in de gevangenis van de Sicherheitsdienst (SD) in Velp, ondergebracht in het kantoor van de Rotterdamsche Bank. Douwe, Wim en nog acht andere jongens die vanuit verschillende delen van het land op dezelfde manier hebben geprobeerd het bevrijde zuiden te bereiken, worden in de kluis van het bankgebouw opgesloten.
In december worden de tien gevangenen op last van Rauter als represaille voor burgeraanvallen op Duitse wachtposten ter dood veroordeeld. De groep wordt naar de bossen van de Emmapiramide bij Rozendaal gebracht en daar in de ochtend van 13 december gewelddadig gemarteld en doodgeschoten. Douwe is 22 jaar geworden en wordt thuis in Groningen begraven.
Reactie toevoegen