Karel (roepnaam Harry) wordt geboren op 17 december 1887 in Stratum als zoon van sigarenfabrikant Johan van der Putt en Maria de Vlam. Na zijn opleiding treedt hij in 1909 in dienst van de firma Van der Putt en De Vlam, later omgezet naar de NV Kosmos sigarenfabrieken, waarvan hij tot 1936 directeur is. In september 1912 huwt hij Adriana van den Heuvel, dochter van de Geldropse textielfabrikant Vincent van den Heuvel. Actief in het maatschappelijk leven als hij is, bekleedt Harry in Nederland en België een aantal nevenfuncties, waarvoor hij wordt benoemd tot Ridder in de Orde van de H. Gregorius en Ridder in de Kroonorde van België. In 1930 neemt hij het initiatief tot het eerste pensioenfonds voor sigarenmakers.
Tussen mei 1933 en juni 1939 zit Harry in de Tweede Kamer als lid van de RKSP. Op 1 maart 1939 komt Harrie landelijk in het nieuws als hij die dag met partijgenoot Henk Ruijter in de Tweede Kamer fysiek wordt aangevallen door de NSB’ers Rost van Tonningen en Woudenberg, na een geschorst debat over de zaak rondom de ‘bende van Oss’. In juni van datzelfde jaar wordt hij benoemd tot burgemeester van Geldrop.
Ten tijde van de Duitse bezetting besluit Harry als burgemeester in functie te blijven, om te voorkomen dat zijn positie door een NSB’er wordt ingenomen. Dankzij zijn contacten met Den Haag kan hij ondertussen veel doen om joden uit handen van de Duitsers te houden door voor hen onderduikadressen te regelen.
Met het verstrijken van de jaren gaan de burgemeesters van zeven Brabantse gemeenten – naast Geldrop gaat het om Heeze, Leende, Bergeijk, Veldhoven, Maarheeze en Budel – intensiever in het geheim overleggen wat te doen als ze met Duitse verordeningen worden geconfronteerd. Voor deze groep ‘Geldrop’ wordt Harry min of meer als de leider gezien, vanwege zijn ervaring en contacten met Den Haag.
Als in mei 1944 het bevel komt om dertig arbeiders uit Geldrop te leveren voor de aanleg van verdedigingswerken in Zeeland, weigert Harry deze af te staan. Ook de andere zes burgemeesters die met hetzelfde worden geconfronteerd, besluiten te weigeren. Harry voegt er nog provocerend aan toe dat Duitsers maar een aantal NSB’ers het werk op kunnen laten knappen; die zouden dat met plezier doen. Het stilzwijgen dat daarop volgt, is voor Harry signaal dat verzet geen zin heeft. Om te voorkomen dat de Duitsers razzia’s houden, doet Harry de oproep aan de bevolking om zich vrijwillig te melden. Ook hij meldt zich als vrijwilliger en wordt met de tweede lichting in juni 1944 naar Zeeland gestuurd. Omdat dan de geallieerde invasie in Normandië al heeft plaatsgevonden, worden de Duitse plannen gewijzigd en keert Harry met de rest van vrijwilligers weer naar huis.
Op 5 juli wordt Harry gesommeerd in Vught te verschijnen, waar hij met een aantal andere burgemeesters en ambtenaren opnieuw te horen krijgt dat ingezetenen moeten worden afgestaan ten behoeve van de Duitse oorlogsinspanningen. Als opnieuw geweigerd wordt, worden de burgemeesters ter plekke gearresteerd en vastgezet in de SD-gevangenis Mariënhof in Vught. Per onmiddellijke ingang zijn ze allemaal uit hun functie als burgemeester gezet. Kort daarop worden ze kamp Vught binnengebracht.
Op 5 september 1944 (‘Dolle Dinsdag’) gaat de SS vanwege het naderen van de geallieerde troepenmacht over tot overhaaste evacuatie van het kamp. Harry wordt met zijn collega’s en de rest van de mannelijke bevolking van het kamp op transport naar Sachsenhausen gezet. Drie dagen zonder eten en drinken later komt Harry daar ziek en ernstig uitgeput aan op 8 september. Daar wordt hij voor twee maanden in het kampziekenhuis opgenomen, totdat hij weer zover was hersteld dat hij lichte werkzaamheden kon doen. Oud-minister Verschuur, die dan ook in Sachsenhausen zit, weet voor hem administratief werk in het ziekenhuis te regelen.
Op 28 januari 1945 wordt Harry opnieuw op transport gezet, ditmaal naar Bergen-Belsen. Vandaaruit wordt hij een maand later met een groep van 2000 gevangenen doorgezonden naar Stettin om te werken in een V1-fabriek. Tegen die tijd is Harry door ziekte, ondervoeding en het zware werk ernstig verzwakt. Het is dan ook onduidelijk of hij Stettin levend heeft bereikt; na Bergen-Belsen ontbreekt ieder spoor van Harry.
Na de oorlog gaat zijn zoon Vincent op zoek naar zijn vader. Zodra hij echter de Russische bezettingszone binnenloopt, wordt hij voor een westerse spion aangezien en drie maanden lang vastgezet. Een medegevangene weet hem dan met grote zekerheid te vertellen dat hij Harry nog maar kort daarvoor levend heeft gezien in een Russisch gevangenenkamp aan de Pools-Russische grens. Door de snelle verslechtering in betrekkingen tussen de Sovjetunie en de westerse geallieerden wordt het echter onmogelijk om verdere naspeuringen te verrichten. Ook vanuit Den Haag wordt nauwelijks medewerking verleend.
In 1951 krijgt weduwe Van der Putt de officiële mededeling dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat Harry tussen 17 en 24 maart 1945 is omgekomen tijdens of na transport van Pölitz bij Stettin terug naar Bergen-Belsen. Harry is dan 57 jaar geworden. Zijn lichaam is nooit teruggevonden.
Reacties
vermoedelijk vanuit Sachsenhausen naar Bergen-Belsen?
Reactie toevoegen