Hendrikus wordt geboren op 23 oktober 1904 in Breda. Als ingenieur bodemkundige woont hij in Buitenzorg op Java, waar hij werkt op het Algemeen Proefstation voor de Landbouw.
Toen vanaf de tweede helft van de 19e eeuw goedkoper, maar kwalitatief hoogwaardig graan vanuit Noord-Amerika werd ingevoerd, bleek hoe ver Nederland landbouw-technisch achterop was geraakt vergeleken met het buitenland. De Algemeen Proefstations voor de Landbouw vloeiden voort uit een regeringsinitiatief van 1889 om de Nederlandse landbouw uit het ontstane economische slop te trekken en de internationale concurrentiepositie te versterken. Ook in Nederlands-Indië worden in dat kader landbouwproefstations geopend.
Op 8 december 1941, een dag na de aanval op Pearl Harbor, verklaart de Nederlandse regering vanuit Londen Japan de oorlog. De Japanners grijpen dit aan om Nederlands-Indië direct binnen te vallen. Vanwege zijn natuurlijke oliebronnen en geostrategische ligging is de verovering van de Nederlandse kolonie voor de Japanners een van de belangrijkste doelen geworden om Oost-Azië te kunnen overheersen. Tegen deze achtergrond wordt Hendrikus met de rang van reserve 1e luitenant ingedeeld bij de Militaire Luchtvaart van het KNIL en ingezet voor de verdediging van de kolonie.
Na een invasie van drie maanden hebben de Japanners de belangrijkste strategische punten op de archipel ingenomen. Het KNIL, ernstig gehinderd door besluiteloosheid aan de top, biedt nog heftig verzet, maar wordt op 8 maart 1942 gedwongen tot overgave. Vier dagen later wordt ook Hendrikus krijgsgevangen genomen en samen met duizenden andere Nederlandse militairen afgevoerd naar de kampen. Daarna volgt zijn deportatie naar het vasteland van Zuidoost-Azië waar hij als dwangarbeider wordt ingezet bij de aanleg van de Birma-spoorlijn.
Hendrikus komt uiteindelijk terecht in het Thaise kamp van Kinsayok, op 171 kilometer van het Thaise begin van de lijn bij Non Pladuk en tien kilometer voorbij de beruchte Hellfire Pass. De leefomstandigheden in Kinsayok zijn aanvankelijk zeer slecht; het staat bekend als een ‘hongerkamp’ door de moeizame aanvoer van levensmiddelen. Hier treedt pas verbetering in op als de spoorbaan gereedkomt. Daarna fungeert Kinsayok als doorgangskamp naar de kampen verderop aan het spoor.
Werken aan de ‘dodenspoorlijn’ betekent voor de gevangenen zeer lange dagen van extreem zwaar werk, terwijl ze blootstaan aan mishandelingen, ongelukken en tropische ziekten. Ook geallieerde bombardementen op de grotere kampen eisen slachtoffers. Ondertussen lijden ze ernstig gebrek aan adequate voeding, schoon water, medicijnen, kleding en onderdak. Duizenden krijgsgevangenen komen door deze ontberingen om het leven, of keren terug met permanent lichamelijk en geestelijk trauma.
Ook voor Hendrikus worden de ontberingen uiteindelijk te veel. Op 15 februari 1943 wordt hij ernstig ziek opgenomen in de ziekenbarak, om op 7 april 1943 te bezwijken aan acute enteritis. Hendrikus is 38 jaar geworden en vindt zijn laatste rustplaats op de oorlogsbegraafplaats in het Thaise Kanchanaburi.
Reactie toevoegen