Jan wordt geboren op 15 oktober 1905 in Tilburg als zoon van Jacob Coster en Johanna Slagter. Met zijn vrouw heeft hij zich in Nederlands-Indië gevestigd, waar hij in Soerabaja op Java werkzaam is als inspecteur bij de zeepfabriek Colibri. Daarnaast sluit hij zich aan bij de Landstorm. Dit KNIL-hulpkorps is samengesteld uit mannen die te oud zijn voor reguliere dienst, maar in noodgevallen opgeroepen kunnen worden voor territoriale verdediging.
Op 8 december 1941, een dag na de aanval op Pearl Harbor, verklaart de Nederlandse regering vanuit Londen Japan de oorlog. De Japanners grijpen dit aan om Nederlands-Indië direct binnen te vallen. Vanwege zijn natuurlijke oliebronnen en geostrategische ligging is de verovering van de Nederlandse kolonie voor de Japanners een van de belangrijkste doelen geworden om Oost-Azië te kunnen overheersen. Tegen deze achtergrond wordt Jan vanuit de Landstorm ingelijfd bij het KNIL en als infanterist ingezet bij de verdediging. Hij is dan ingedeeld bij de etappe- en verkeersdienst in zijn woonplaats Soerabaja.
Na een veldtocht van drie maanden hebben de Japanners de belangrijkste strategische punten in de archipel veroverd. Het KNIL, slecht voorbereid en uitgerust en ernstig gehinderd door besluiteloosheid aan de top, biedt nog heftige tegenstand, maar is niet opgewassen tegen de superieure Japanse vuurkracht. Op 8 maart 1942 wordt het KNIL in Bandoeng gedwongen tot overgave. Jan wordt de volgende dag krijgsgevangen genomen en afgevoerd naar de Javaanse kampen.
In augustus van datzelfde jaar wordt Jan naar Ambon getransporteerd, waar hij als dwangarbeider wordt ingezet bij de aanleg van een vliegveld. Bij het zware, uitputtende werk worden de gevangenen aan mensonterende behandeling onderworpen. Onderdak, voeding en medische zorg schieten schromelijk tekort, met als gevolg dat de gevangenen snel verzwakken, met ernstige ongelukken of afranselingen door de bewakers als gevolg. Als gevolg hiervan bezwijken over de jaren vele duizenden krijgsgevangenen en geïnterneerde burgers in de Japanse kampen.
Ook voor Jan worden de ontberingen te veel. Op 5 mei 1944 wordt hij vanwege een zenuwaandoening en ondervoeding afgevoerd. Als gevolg van de ontoereikende zorg bezwijkt hij twee maanden later, op 6 juli 1944. Jan is 38 jaar geworden en vindt zijn laatste rustplaats op de oorlogsbegraafplaats van Ambon.
Reactie toevoegen