Jan Rosendahl

Jan wordt geboren op 10 april 1918 in het Gelderse ’s-Heerenberg. Hij is stratenmaker van beroep. Ten tijde van de Duitse bezetting heeft hij zich aangesloten bij het verzet in Breda, waar hij ook is ondergedoken. Via het verzet sluit hij zich tegen het einde van de oorlog aan bij de Binnenlandse Strijdkrachten die aan geallieerde zijde bijdragen aan de bevrijding van Nederland. Ondertussen houdt hij vanuit Breda contact met zijn verloofde, Wies van Nispen uit het naburige Princenhage.

Op 29 oktober 1944 wordt Breda bevrijd door de Poolse 1^e Pantserdivisie onder leiding van generaal Stanisław Maczek, maar het gevaar is dan nog niet geweken. Diezelfde middag ruimt Jan op de Rijsbergseweg versperringen op, als plotseling op hem geschoten wordt door een achtergebleven Duitse soldaat. Jan vlucht de sloot in, maar kan niet ontkomen aan zijn achtervolger. Van dichtbij wordt Jan driemaal door het hoofd geschoten. Hij is 26 jaar geworden.

Voor de familie van zijn verloofde komt zijn dood op de dag van de bevrijding als een zware slag. Ook zij zouden, net als de nabestaanden van oorlogsslachtoffers die rond de bevrijding alsnog omkomen, geen feest vieren.

Jan wordt met een bakfiets terug naar huis gebracht en thuis opgebaard. Met militaire eer wordt hij begraven op de rooms-katholieke begraafplaats in Princenhage. Daar rust hij, totdat zijn graf wordt geruimd.