Harmen van Rossum

Harmen wordt geboren op 22 februari 1917 in Bergen op Zoom, waar hij ambtenaar van de gemeente is. Samen met plaatsgenoten Cor Waghto en Petrus Juten en met Jacob Everaers uit Tholen en Jacob Hage uit Sint-Maartensdijk is hij tijdens de Duitse bezetting aangesloten bij het verzet in Bergen op Zoom en op Tholen.

Leden van de verzetsgroep zijn eind 1943 en 1944 actief met het plegen van overvallen en sabotage in Bergen op Zoom. Uiteindelijk wordt besloten om ook het distributiekantoor waar Harmen werkzaam is te overvallen, om zo aan bonnen te komen voor onderduikers. Terwijl Harmen voor de sleutels en een plattegrond zorgt, levert Cor de vuurwapens. De overval vindt plaats op 4 maart 1944 en resulteert in een grootschalige klopjacht door de Duitsers. Uiteindelijk worden de leden van de groep niet lang na de overval gearresteerd en vastgezet in de SD-Polizeigefängnis in Haaren. Op 24 mei wordt de doodstraf geëist tegen Harmen en zijn kompanen.

In de vroege ochtend van 26 mei worden niet alleen de vijf uit Bergen op Zoom en Tholen, maar ook drie Groningse en zes Tilburgse verzetsstrijders uit de cel gehaald. De zes Tilburgers hebben eerder een mislukte aanslag beraamd op de collaborerende politieagent Piet Gerrits. Alle veertien worden naar de Loonse en Druinense Duinen gereden en ergens achter de uitspanning Bosch en Duin gefusilleerd. Harmen is 27 jaar geworden.

Ondanks meerdere zoekacties is zijn lichaam en dat van de andere veroordeelden nooit gevonden. Vermoedelijk hebben de Duitsers de lichamen tegen het einde van de bezetting opgegraven en gecremeerd, om bewijs van hun daad uit te wissen.