Koos wordt geboren op 1 november 1893 in Ginneken. Met zijn vrouw Marie Damen woont hij in Breda, waar ze aan negotie (handel aan de deur) doen. Het echtpaar heeft geen kinderen.
Tijdens de Duitse bezetting verbergt Koos joodse onderduikers in hun huis. Als de buren bij hun afwezigheid water horen stromen, vertrouwen ze het niet en lichten de Duitse autoriteiten in. Koos wordt vervolgens gearresteerd en vastgezet in kamp Vught.
Op 5 september 1944, ‘Dolle Dinsdag’, wordt Vught door de SS geëvacueerd vanwege het naderen van de geallieerde strijdmacht. Samen met de mannelijke kampgevangenen wordt Koos dan op transport gezet naar Sachsenhausen bij Oranienburg, om een maand later doorgezonden te worden naar concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg.
Onder erbarmelijke omstandigheden wordt Koos daar aan het werk gezet in de baksteenfabriek en de kleiputten. Hij maakt er zeer lange dagen van extreem zwaar werk terwijl hij blootstaat aan stelselmatige, zware mishandeling door de bewakers. De rantsoenen zijn niet alleen volstrekt ontoereikend, maar ook nauwelijks eetbaar. Met honderden tegelijk worden de gevangenen in barakken ondergebracht, vaak met meerderen op een smerige brits. Onderdak, kleding, hygiëne en medische zorg schieten schromelijk tekort zodat besmettelijke ziektes snel om zich heen grijpen en tot massale sterfte leiden.
Ook voor Koos worden de ontberingen uiteindelijk te veel. Hij bezwijkt op 29 november 1944 als gevolg van uitputting en ondervoeding in het kamp op 51-jarige leeftijd.
Reactie toevoegen