Martinus wordt geboren op 20 april 1918 in Rotterdam als zoon van Wilhelmus Robben en Anna van den Biggelaar. Vijf dagen na zijn geboorte wordt hij in Oisterwijk ingeschreven, waar zijn ouders en de rest van het gezin vandaan komen. Hij tekent voor militaire dienst bij het KNIL en vertrekt naar Nederlands-Indië, waar hij als sergeant wordt ingedeeld bij de depottroepen van de infanterie in Gombong.
Op 8 december 1941, een dag na de aanval op Pearl Harbor, verklaart Nederland in reactie daarop Japan de oorlog. De Japanners grijpen dit aan om Nederlands-Indië direct binnen te vallen. Vanwege zijn natuurlijke oliebronnen en geostrategische ligging is de verovering van de Nederlandse kolonie voor de Japanners een van de belangrijkste doelen om Oost-Azië te overheersen.
Martinus wordt ingezet bij de verdediging van de kolonie in Bandoeng, waar het KNIL in de eerste dagen van maart 1942 zijn hoofdkwartier heeft gevestigd. Nadat de Japanners op Java zijn geland en door de Soebang- en Tjiater-stellingen zijn gebroken, wordt het KNIL daar op 8 maart 1942 tot overgave gedwongen. Dienzelfde wordt Martinus in een kampong nabij de stad krijgsgevangen genomen en afgevoerd naar de kampen. Samen met duizenden andere Nederlandse militairen wordt hij later naar het vasteland van Zuidoost-Azië gedeporteerd, waar hij als dwangarbeider wordt ingezet bij de aanleg van de Birma-spoorlijn. Daar komt hij uiteindelijk terecht in het Thaise kamp Rintin, op 181 kilometer van het oostelijke einde van de spoorlijn.
Rintin staat wegens het hoge sterftecijfer bekend als ‘dodenkamp’; het ligt twintig kilometer ten noorden van Hellfire Pass en is een van de beruchtste kampen langs het spoor door de zeer slechte leefomstandigheden die er heersen en vanwege de lange dagen van extreem zwaar werk die de gevangenen er moeten maken. Werkdagen van meer dan tien uur komen steeds vaker voor. Ondertussen ontbreekt het de gevangenen aan vrijwel alles. De voeding schiet schromelijk tekort, er zijn geen medicijnen voorhanden en de hygiëne is er zeer slecht. Gevangenen op doortocht naar andere kampen zorgen voor de regelmatige uitbraak van ziektes. In mei 1943 wordt het kamp, na drie maanden in gebruik te zijn geweest, vanwege een ernstige dysenterie-uitbraak gesloten. Het is niet bekend of Martinus daarna is getransporteerd naar een ander kamp, of dat hij achterblijft in een gedeelte van het kamp dat na de sluiting mogelijk nog in gebruik is gebleven. Rintin wordt in ieder geval genoemd als de plaats waar hij op 20 augustus 1943 dysenterie oploopt en op 31 augustus bezwijkt aan de gevolgen van acute enteritis. Martinus is 25 jaar geworden en rust op de oorlogsbegraafplaats in het Thaise Kanchanaburi.
Reactie toevoegen