Piet wordt geboren op 23 mei 1921 in Tilburg als oudste van de zes kinderen van Jo van der Wegen en Jeanne de Cock. Zijn vader is op het moment van geboorte aannemer en wordt later directeur van de Firma P. van der Wegen & Zn Timmerfabriek, later de Zuid Nederlandse Timmerfabriek.
Piet brengt zijn lagere schoolperiode door op verschillende kostscholen. Zo zit hij in 1932 in het jongensinternaat op Ruwenberg in Sint-Michielsgestel en bezoekt daarna het Convict en Pensionaat Sainte Marie in Roosendaal. Aansluitend doorloopt hij daar ook de middelbare school aan het Norbertuslyceum. In de zomer van 1941 keert hij voor enkele maanden terug naar Tilburg, om zich vervolgens in te laten schrijven in Delft, waar hij aan de Technische Hogeschool werktuigbouwkunde studeert.
In 1943 worden alle Nederlandse studenten opgeroepen om de loyaliteitsverklaring van de Duitse autoriteiten te ondertekenen. Zij die weigeren, zullen voor de Arbeitseinsatz, de verplichte tewerkstelling in Duitsland worden opgeroepen. De verklaring brengt veel consternatie teweeg en zet de studenten voor een dilemma. Vanuit Londen wordt het tekenen van de verklaring krachtig veroordeeld, maar velen durven het risico voor zichzelf of hun familie niet aan en besluiten te tekenen. Voor de studenten die niet tekenen, is dit het moment om onder te duiken, of zich bij het verzet aan te sluiten.
Ook Piet weigert de verklaring te ondertekenen en wordt, nadat de Sicherheitspolizei beslag legt op de studentenadministratie van de Technische Hogeschool waaruit blijkt wie wel of niet heeft getekend, opgeroepen voor de Arbeitseinsatz. Op 6 mei 1943 moet hij zich melden in de Willem II-kazerne in Tilburg, van waaruit hij naar het kamp in Ommen wordt gedeporteerd, het verzamelpunt voor de 3800 studenten die naar Duitsland worden afgevoerd.
Mogelijk via Osnabrück en Hannover komt Piet in het kamp van Salzgitter-Watenstedt terecht, opgericht voor gevangenen die in de nabijgelegen fabrieken aan het werk worden gezet. Piet komt zo als dwangarbeider terecht in de Volkswagenfabriek te Fallersleben, waar de Kraft durch Freude-wagens – ook bekend als Volkswagens – worden gebouwd.
Op 3 oktober 1943 wordt Piet daar gearresteerd, nadat hij weigert op te staan bij het spelen van het Duitse volkslied. Voor straf wordt hij naar het Arbeitserziehungslager (AEL) in Watenstedt gebracht, het werkheropvoedingskamp voor ‘ongedisciplineerde arbeiders’ bij de Hermann Goering Werke. Omdat de gevangenen na hun ‘heropvoeding’ weer zo snel mogelijk aan het werk moeten, is verblijf in het kamp voor kortere duur, maar heerst er een zeer zwaar regime. Voor veel gevangenen loopt gevangenschap in een AEL dan ook fataal af.
Op papier is het de bewakers in het AEL uitdrukkelijk verboden om de dwangarbeiders te slaan of te mishandelen, maar de gevangenen staan desondanks bloot aan de meest mensonterende behandeling. Roken, lezen en schrijven zijn gunsten geworden die bij het minste of geringste vermoeden van sabotage worden ingehouden. Ook kan de kampcommandant de gevangenen meerdere dagen achtereen het (ontoereikende) middag- of avondeten, of het slapen op een bed ontzeggen. Bij zwaardere vergrijpen volgt twee weken arrest op water en brood, of drie dagen eenzame opsluiting in een donkere cel. Ondertussen lijden de gevangenen aan het gebrek aan adequate voeding bij de zeer lange dagen van zware arbeid. Door de slechte hygiëne en het ontbreken van medische zorg kunnen bovendien besmettelijke ziekten snel om zich heen grijpen. Als gevolg daar sterven er gemiddeld twintig tot dertig gevangenen per dag.
Ook voor Piet worden de ontberingen van het heropvoedingskamp uiteindelijk te veel. Hij wordt ziek en zodra blijkt dat genezing is uitgesloten, wordt hij op 3 januari 1944 opgenomen in Braunschweig. Hij overlijdt daar diezelfde dag nog aan de gevolgen van pleuritis, longontsteking en ondervoeding. Piet is 22 jaar geworden.
Piet zou in Braunschweig op de rooms-katholieke begraafplaats zijn begraven, maar toen het graf in 1953 opnieuw werd geopend, kon zijn identiteit niet worden vastgesteld. Zijn laatste rustplaats is dus vooralsnog onbekend.
In het pensionaat te Roosendaal, waar Piet in zijn jeugd heeft gezeten, werd zijn naam samen met die van andere omgekomen Convictenaren vereeuwigd op een gedenksteen. Bij de afbraak van het pensionaat in 1976-1977 is deze gedenksteen vermoedelijk verloren gegaan.
Reacties
Piet zijn naam wordt vermeld op een gedenkplaat/plaquette, waarvan de familie alleen een foto heeft (zie foto's op deze pagina). Waar deze hangt is onduidelijk. Ook de combinatie van namen geeft nog geen oplossing. De namen zijn:
• Vincentus Johannes Maria van Hesteren (1920; 10-12-1943)
• Piet van der Weegen (1921; 11-2-1944)
• Louis Albert Lansdorp (1921; 5-9-1944)
• Ben en Hans Fontein (1928 en 1930; 3-10-1944)
• Jan Neyens (?; 12-2-1945)
• Bertus van ‘t Westeinde (1921; 24-6-1945)
Wel staan er twee namen bij van mensen die ook op deze site genoemd zijn, Loek Lansdorp en Jan Neij(y)ens.
Heeft u informatie, meld het op deze site.
Reactie toevoegen