Marinus Oostlander

Marinus wordt geboren op 23 september 1924 in Boxmeer als een van de vier zoons en vier dochters van landbouwer Jan-Pieter Oostlander en Mina Peters. Het harde leven van het boerenbestaan gaat Marinus al snel tegenstaan en daarom volgt hij in plaats daarvan lessen techniek aan de plaatselijke ambachtsschool. In de zomer van 1944 studeert hij af aan de Middelbare Technische School in Nijmegen. Na de bevrijding heeft hij de Zeevaartschool in Vlissingen in het vooruitzicht, waar hij dan al is aangenomen.

Marinus groeit op in de kleine, hechte Nederlands Hervormde gemeenschap van Boxmeer dat tijdens de Duitse bezetting een relatief groot aantal verzetsstrijders voortbrengt. Het gezin onderhoudt nauwe contacten met hun uit Duitsland gevluchte buren, de familie Kranz. Met hun medeweten wordt bij het gezin Oostlander in de tuin een schuilkelder voor dienstweigeraars aangelegd. Marinus komt op deze manier al op jonge leeftijd in aanraking met het verzet.

Boxmeer wordt op 26 september 1944 bevrijd. Rond die tijd heeft Marinus zich aangesloten bij de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) die niet alleen aan geallieerde zijde bijdragen aan de verdere bevrijding van Nederland, maar ook in de reeds bevrijde gebieden toezien op de handhaving van de openbare orde. Ook het ontwapenen van de bevolking, verzamelen van munitie, onschadelijk maken van mijnen en bergen van lichamen wordt onder supervisie van de BS uitgevoerd.

Op 8 oktober 1944 vertrekt Marinus met enkele collega’s vanuit het BS-verzamelpunt in de garage Jetten in een ME-arrestantenwagen naar de Sambeekse Heide voor het bergen van de stoffelijke overschotten van soldaten. Als ze onderweg een huis binnenlopen stappen ze ongemerkt op een ‘Riegelmijn’ (richelmijn), zo genoemd omdat het eruitziet als de dorpel van een deur. In de explosie die volgt wordt Marinus, dan nog geen maand 20 jaar oud, op slag gedood. Hij vindt zijn laatst rustplaats op de protestantse begraafplaats in Boxmeer.