Antoon wordt geboren op 18 december 1904 in Sint Agatha, als oudste van de vijf volwassen geworden kinderen van Antoon Jilesen senior en Anna Rutten. Zijn vader overlijdt als Antoon veertien jaar oud is. Na zijn schooltijd tekent hij voor enkele jaren bij het KNIL en reist af naar Nederlands-Indië, waar hij voor enige tijd verblijft in de garnizoensstad Tjimahi bij Bandoeng op Java. Begin 1930 heeft Antoon de rang van wachtmeester bij de artillerie behaald. Hij is dan teruggekeerd naar Nederland en woont dan tijdelijk in Mill vanwege zijn huwelijk te Beugen met zijn volle nicht Antoinette van Volderen. Met zijn pasgetrouwde vrouw keert Antoon vervolgens terug naar de Oost en vestigt zich achtereenvolgens in Malang, Batavia en Soerabaja. Samen stichten ze een gezin van vijf kinderen, waarvan er vier de volwassenheid halen.
Op 8 december 1941, een dag na de aanval op Pearl Harbor, verklaart de Nederlandse regering vanuit Londen Japan de oorlog. De Japanners grijpen dit aan om Nederlands-Indië direct binnen te vallen. Vanwege zijn natuurlijke oliebronnen en geostrategische ligging is de verovering van de Nederlandse kolonie voor de Japanners een van de belangrijkste doelen geworden om Oost-Azië te overheersen. De Japanse veldtocht waarin de belangrijkste strategische punten worden ingenomen, zou uiteindelijk drie maanden in beslag nemen en eindigen met de capitulatie van het KNIL op 8 maart 1942.
Ook Antoon, inmiddels bevorderd tot sergeant-majoor-instructeur, wordt dan ingezet bij de verdediging van de kolonie, maar over zijn precieze krijgsverrichtingen in die maanden is niets bekend. Vermoedelijk wordt hij te Soerabaja krijgsgevangen genomen. In elk geval is zeker dat hij na de capitulatie wordt afgevoerd naar de Javaanse kampen, om later datzelfde jaar samen met duizenden andere krijgsgevangen KNIL-militairen per schip naar het vasteland van Zuidoost-Azië te worden gedeporteerd. Daar wordt hij als dwangarbeider ingezet bij de aanleg van de Birma-spoorlijn.
Antoon komt uiteindelijk terecht in het Thaise kamp Kuie, op 190 kilometer van het oostelijke eindpunt van de lijn in Non Pladuk en dertig kilometer ten noorden van de beruchte Hellfire Pass. Werken aan de ‘dodenspoorlijn’ betekent lange dagen van extreem zwaar werk in het broeierig hete weer van de tropen. De voeding is zeer karig en er zijn nauwelijks medicijnen voorhanden tegen endemische ziekten. Ondertussen staan de gevangenen bloot aan mishandelingen en lopen grote kans in hun verzwakte toestand te verongelukken.
Ook voor Antoon worden de ontberingen uiteindelijk te veel; hij bezwijkt op 29 augustus 1943 in het kamp van Kuie aan ziekte en uitputting. Hij is 38 jaar geworden en vindt zijn laatste rustplaats op de oorlogsbegraafplaats in Kanchanaburi.
Reactie toevoegen