Wilhelmus (roepnaam Antoon) wordt geboren op 29 november 1897 in Alkmaar. Hij woont in Tilburg, waar hij zich heeft aangesloten bij de Missionarissen van het H. Hart van Jezus MSC (lokaal bekend als ‘Rooi Harten’). Als broeder heeft hij de kloosternaam Gulielmus aangenomen. Voor de oorlog vertrekt naar de missiepost Langgoer in de Kei-archipel, een eilandengroep in de zuidelijke Molukken, onder leiding van bisschop Mgr. Aerts.
Het KNIL capituleert op 8 maart 1942 op Java, maar het duurt nog tot 30 juli voordat de Japanners ook de Kei-eilanden bezetten. Mgr. Aerts laat in de tussenliggende maanden weten niet te zullen uitwijken naar Australië. De andere missionarissen sluiten zich daar uit solidariteit bij aan.
De Japanners, die de christelijke missionarissen wantrouwen, stellen het missieterrein al op de eerste dag van de bezetting onder bewaking en dwingen de missionarissen zich te verzamelen bij de ingang van de kapel. Daar worden hen na ‘onderzoek’ allerlei beschuldigingen toegeschreeuwd. Ze zouden koloniale onderdrukkers zijn, in het bezit zijn van vuurwapens, de bevolking tegen de Japanners op proberen te ruien en hulp bieden aan gevluchte militairen en koloniale ambtenaren.
De bisschop en zijn medemissionarissen worden naar het centrale huis van de post gebracht. Kort daarna komen ze geblinddoekt naar buiten en worden naar het strand geduwd en getrokken. Op een drooggevallen stuk ten westen van de pier worden ze met het gezicht naar de zee op een rij gezet. Een pater roept nog uit: “Untuk Kristus Radja Kita!” (“Voor Christus en Koning!”), waarop allen antwoorden: “Amen”. Vervolgens klinkt het vuursalvo. Onder de 13 geëxecuteerde missionarissen bevindt zich broeder Gulielmus. Hij is 44 jaar geworden.
De lichamen blijven nog twee dagen in het getij heen en weer drijven; iedereen die ze probeert te begraven, wordt afgeranseld en doodgeschoten. Uiteindelijk krijgen enkele protestantse missionarissen toestemming om de lichamen alsnog in Langgoer te begraven.
Reactie toevoegen