Franciscus wordt op 16 december 1902 geboren in Oosterhout als vijfde van de elf volwassen geworden kinderen van Johannes Caron en Maria van de Laar. Hij woont in Made, waar hij werkzaam is als expediteur. Tijdens de Duitse bezetting wordt hij als dwangarbeider ingezet bij de bouw van de barakken van kamp Vught. De precieze reden van zijn arrestatie is niet bekend, maar vermoedelijk is hij betrapt bij het helpen van de daar recent binnengebrachte gevangenen. Op een later moment volgt zijn deportatie naar Duitsland, waar hij uiteindelijk belandt in concentratiekamp Bergen-Belsen.
Tegen het einde van de oorlog wordt Bergen-Belsen door de Duitsers steeds meer gebruikt als ‘dumpplaats’ voor zieke gevangenen die uit de andere kampen op dodenmars hier naartoe worden gestuurd. In het kamp worden de gevangenen geheel aan hun lot overgelaten. Ze worden in overbevolkte, onhygiënische barakken samengebracht terwijl ze ernstig lijden onder het tekort aan eten, medicijnen en kleding. Ondertussen staan ze ook bloot aan de stelselmatige mishandelingen van de bewakers die hen uitputtende dwangarbeid laat verrichten, zodat ze nog verder verzwakken.
Als gevolg van de extreem slechte omstandigheden breekt in het voorjaar van 1945 een vlektyfusepidemie uit in het kamp die aan tienduizenden gevangenen het leven kost. Na de bevrijding van het kamp door de Britten op 15 april zouden nog eens 14.000 slachtoffers bezwijken aan de gevolgen van ziekte, ondervoeding en uitdroging. Een van hen is Franciscus, voor wie 31 mei 1945 is opgegeven als overlijdensdatum. Hij is daarmee 42 jaar geworden.
Reactie toevoegen