Hendrikus wordt geboren op 24 september 1908 in Millingen aan de Rijn als zoon van Wilhelmus Deeken en Maria Diedenhoven. Na zijn schooltijd volgt hij de lerarenopleiding en wordt aangesteld als hoofd van de plaatselijke school in Millingen. In 1937 huwt hij met Helena van Dun uit Tilburg en vestigt zich voor korte tijd bij haar familie in Tilburg. Een jaar later vertrekt Hendrikus met zijn vrouw naar Nederlands-Indië, waar Hendrikus ook als onderwijzer aan het werk gaat. Het gezin vestigt zich in Toelang Agoeng op Oost-Java, waar twee van hun drie volwassen geworden kinderen worden geboren (een dochter overlijdt ruim een half jaar na geboorte).
Op 8 december 1941, een dag na de aanval op Pearl Harbor, verklaart de Nederlandse regering vanuit Londen Japan de oorlog. De Japanners grijpen dit aan om Nederlands-Indië direct binnen te vallen. Vanwege zijn geostrategische ligging en natuurlijke oliebronnen is de Nederlandse kolonie een van de belangrijkste doelen geworden om Oost-Azië te kunnen overheersen. Tegen deze achtergrond wordt Hendrikus vanuit de militie ingelijfd bij de infanterie van het KNIL en ingezet voor de verdediging van de kolonie. Zijn gezin is dan in Soerabaja, mogelijk vanwege Hendrikus’ diensttijd; hier wordt hun laatste kind geboren.
Na een veldtocht van drie maanden hebben de Japanners de belangrijkste strategische punten in de archipel ingenomen. Het slecht voorbereide KNIL, ernstig gehinderd door besluiteloosheid aan de top, biedt nog felle weerstand op Java, maar is uiteindelijk niet opgewassen tegen de Japanse invasiemacht. Op 8 maart 1942 capituleert het KNIL in Bandoeng. De volgende dag wordt Hendrikus op Java krijgsgevangen genomen en afgevoerd naar de Javaanse kampen.
In augustus van dat jaar wordt hij samen met duizenden andere Nederlandse militairen verscheept naar het vasteland van Zuidoost-Azië, waar hij als dwangarbeider wordt ingezet bij de aanleg van de Birma-spoorlijn. Daar komt hij uiteindelijk terecht in het Thaise kamp Hindato, op 198 kilometer van het oostelijke einde van de lijn in Non Pladuk en veertig kilometer ten noorden van de beruchte Hellfire Pass. Vanwege de nabijheid van natuurlijke, warme bronnen wordt het kamp ook wel ‘Hot Springs’ genoemd. Hier wordt behalve de spoordijk ook een groot rangeerterrein aangelegd.
Werken aan de ‘dodenspoorlijn’ betekent lange dagen van extreem zwaar werk in het broeierig hete weer van de tropen. De werkdruk is extreem hoog; afranselingen volgen bij het minste of geringste vermoeden van verslapping of sabotage. De voeding is zeer karig en er zijn nauwelijks medicijnen voorhanden tegen endemische ziekten. Ondertussen staan de gevangenen ook bloot aan tropische ziekten en lopen grote kans in hun verzwakte toestand te verongelukken. Onder deze omstandigheden komen tienduizenden gevangenen, met name Nederlanders, Britten en Australiërs, om het leven.
Ook voor Hendrikus worden de ontberingen uiteindelijk te veel. Op 30 augustus 1943 wordt hij ernstig ziek opgenomen in het kamphospitaal. Diezelfde dag nog bezwijkt hij aan de gevolgen van acute enteritis. Hendrikus is 34 jaar geworden en vindt zijn laatste rustplaats op de oorlogsbegraafplaats Kanchanaburi in Thailand.
Hendrikus is de schoonbroer van Hubertus van Dun die in mei 1940 als opvarende van de koopvaardijvloot vermist is geraakt.
Reactie toevoegen