Josephus wordt geboren op 18 februari 1910 in Oudenbosch en werkt op de koopvaardijvloot. Op 6 juni 1940 legt de Nederlandse regering vanuit Londen vaarplicht op aan de bemanning van de koopvaardijschepen. Vanaf dat moment worden zij als militair beschouwd en ingezet voor de oorlogsvoering; het gaat om ongeveer 12.000 opvarenden op 850 schepen. Begin oktober 1942 dient Josephus als matroos aan boord van de kustvaarder Atlas dat kort na de Duitse inval op 10 mei 1940 naar Groot-Brittannië is uitgeweken. In Engeland wordt het schip uitgerust met Engelse machinegeweren.
Op 9 oktober 1942 verlaat de Atlas bij hevige storm en regen de haven van Hayle aan St. Ives Bay met als bestemming Newport aan het Kanaal van Bristol. Aanvankelijk varen er vier Engelse coasters mee, maar die worden spoedig niet meer gezien, omdat ze meer vaart maken. Omdat de vuren aan de wal zijn gedoofd in verband met de oorlog, is het met het invallen van de avond zeer donker geworden.
Even na middernacht, 10 oktober, wordt de stuurman opgeschrikt door de alarmbellen die bij vijandelijke aanvallen worden gebruikt. Zodra hij op het dek komt, doemt enkele meters voor hem een rotswand van het eiland Lundy op waar het schip onmiddellijk daarna tegenaan slaat. Met het machinegeweer wordt als noodsignaal nog gevuurd, maar kort daarna kapseist het schip en wordt door overkomende zee volkomen uit elkaar geslagen. Bij het ongeluk komen acht opvarenden om het leven, onder wie de 32-jarige matroos Josephus. Zijn lichaam is nooit teruggevonden.
De scheepsramp wordt naderhand toegeschreven aan de loefgierigheid van de Atlas, ofwel de neiging van het schip om met de voorpunt naar de wind toe te draaien, in combinatie met het slechte zicht op die stormachtige nacht.
Reactie toevoegen