Nöl wordt geboren op 12 februari 1897 in Sambeek. Hij woont in Boxmeer en is getrouwd met Truda Willems met wie hij acht kinderen krijgt. Nöl werkt als rangeerder bij de NS. Ten tijde van de Duitse bezetting wordt het personeel van de NS onder druk gezet om mee te werken bij de jodentransporten richting Duitsland, op weg naar de vernietigingskampen in Oost-Europa. Een echte keuze hebben ze niet: bij weigering lopen zij zelf of hun families risico slachtoffer te worden van represailles. Nöl kan actief verzetswerk vanwege zijn grote gezin niet voor zichzelf verantwoorden, maar toch levert hij op bescheiden wijze een bijdrage door vrachtbrieven en laad- en losschema’s door te spelen aan ene Jacobs in Rijkevoort en dr. Nuyens in Boxmeer die vervolgens ‘zorgen’ voor beschadiging of verduistering van goederen, om ze uit Duitse handen te houden.
Voor Nöl en Truda begint 1944 dramatisch met het overlijden van hun 14-jarige dochter Maria aan een blindedarmontsteking. Daar zou het niet bij blijven. Als Nöl net als veel andere spoorwegbeambten op 17 september 1944, het begin van operatie Market Garden, bovendien gehoor geeft aan de oproep vanuit Londen om te staken, loopt iedereen in NS-uniform kans gearresteerd of gefusilleerd te worden. Nöl zit dan ook sinds die tijd min of meer ondergedoken.
Op 26 september 1944 viert Boxmeer de tweede dag van de bevrijding. Truda stuurt dan haar zoon Jan naar Vortum-Mullem in de gemeente Vierlingsbeek om bij een boer melk te halen voor de twee jongste kinderen, niet wetende dat dit dorp nog niet bevrijd is. Jan kan na aankomst in Vortum-Mullem dan ook niet meer terug naar huis. De volgende dag wordt Jan met de rest van de bevolking van de dorpen in Vierlingsbeek naar Noord-Limburg geëvacueerd.
Ongerust als de familie in Boxmeer is, besluit Nöl samen met buurman Marinus Lemmens op onderzoek uit te gaan. In Vortum-Mullem worden ze echter onmiddellijk gearresteerd en voor de militaire commandant in Vierlingsbeek gebracht. Nöl krijgt te horen dat hij als spoorwegstaker wordt beschouwd als een partizaan en daarom ter dood zou worden gebracht.
De stemming onder de Duitsers wordt met het naderen van de Slag om Overloon getypeerd door paniek, vergeldingsdrang en dronkenschap. Terwijl de soldaten zich al plunderend en brandschattend met de evacuees uit de voeten proberen te maken, wordt Nöl door enkele dronken soldaten in de eerste dagen van oktober weggebracht voor executie. Als hun aandacht tijdelijk verslapt, weet Nöl met achterlating van zijn buurman te ontsnappen. Hij vlucht naar Holthees, maar wordt bij de opgeblazen brug over de Molenbeek, tegenover de watermolen, ingehaald en ter plekke doodgeschoten. De precieze overlijdensdatum is onzeker, maar is op 3 oktober 1944 vastgesteld. Nöl is dan 47 jaar geworden.
Zijn in de Loobeek gedumpte lichaam wordt later door Engelse militairen gevonden en provisorisch toegedekt. Nöl vertoont zeer ernstige verminkingen, maar het is onduidelijk of deze voor of na zijn executie zijn toegebracht.
Negen weken later keert zoon Jan na een zwerftocht langs de Maasdorpen weer terug naar huis keren, maar de familie verkeert dan nog altijd in grote onzekerheid over het lot van Nöl.
In april 1945 keren twee zwagers van Nöl terug naar de plaats waar de Engelsen een lichaam hebben gevonden. Aan de hand van de inhoud van zijn portemonnee kunnen ze dan vaststellen dat het inderdaad om Nöl gaat. Hij wordt thuis in Boxmeer begraven.
Marinus Lemmens heeft na de oorlog verslag gelegd over de gebeurtenissen in Vierlingsbeek, maar omdat er nog veel onduidelijkheden bleven bestaan, heeft het nog lang geduurd voordat Nöl daadwerkelijk als oorlogsslachtoffer werd erkend.
Reactie toevoegen