Jozef wordt op 8 augustus 1903 geboren in Beugen als zoon van Arnoldus Arts en Joanna van Vugt. Hij treedt toe tot de orde van de Karmelieten en wordt op 18 september 1922 geprofest. Hij neemt de kloosternaam Willibrordus aan. Op 2 juni 1928 volgt zijn priesterwijding. Pater Willibrordus vertrekt als missionaris naar Nederlands-Indië waar hij vanaf 1 februari 1942 aalmoezenier is bij het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger.
Op 8 maart 1942 capituleert het KNIL in Bandoeng voor de Japanse troepen. Diezelfde dag wordt Jozef samen met zijn confrater, legeraalmoezenier Romualdus Bijlhout, krijgsgevangen genomen. Ze willen bij hun manschappen blijven, maar de Japanners – niet bekend met de functie van aalmoezenier – sturen hen als niet-militairen weg. Op 5 februari 1943 wordt Willibrordus in Soerabaja opnieuw geïnterneerd. Daar komt hij Bijlhout opnieuw tegen, samen met confrater Xaverius Vloet uit Oploo (in 1944 komt hij om het leven bij de scheepsramp van de Junyo Maru). Samen worden ze overgebracht naar het kamp in Tjimahi, waar een dusdanig ontspannen regime heerst, dat de paters er ongehinderd hun priesterlijke functies kunnen uitoefenen.
Na de oorlog treedt Willibrordus in februari 1946, tegen de achtergrond van de nieuwe revolutionaire onlusten in Nederlands-Indië, opnieuw tot het KNIL toe als legeraalmoezenier. Op 17 september 1946 komt hij echter na een kort ziekbed plotseling te overlijden. Pater Willibrordus wordt 43 jaar oud.
Vanwege zijn populariteit en zijn moed – hij stond bij de acties vooraan in de strijd en was in de krijgsgevangenkamp een steun en toeverlaat voor de troepen – wordt hij met militaire eer begraven in Batavia. Hij vindt zijn laatste rustplaats daar op het Nederlands ereveld Menteng Pulo.
Reactie toevoegen