Wilhelmus wordt geboren op 8 november 1898 in Princenhage als zoon van Petrus van de Corput en Helena Dekkers. Na zijn schooltijd tekent Wilhelmus voor dienst bij het KNIL en vertrekt naar Nederlands-Indië. Hij vestigt zich in de garnizoensstad Tjimahi bij Bandoeng op Java, waar hij wordt ingedeeld bij de marechaussee.
Op 8 december 1941, een dag na de aanval op Pearl Harbor, verklaart de Nederlandse regering vanuit Londen Japan de oorlog. De Japanners grijpen dit aan om Nederlands-Indië direct binnen te vallen. Vanwege zijn natuurlijke oliebronnen en geostrategische ligging is de verovering van de Nederlandse kolonie voor de Japanners een van de belangrijkste doelen om Oost-Azië te overheersen. Tegen deze achtergrond wordt Wilhelmus als sergeant van de infanterie ingezet bij de verdediging van de kolonie.
Na een veldtocht van drie maanden hebben de Japanners de belangrijkste strategische punten in de archipel veroverd. Het KNIL, slecht voorbereid en ernstig gehinderd door besluiteloosheid aan de top, biedt sporadisch nog heftige tegenstand, maar is niet opgewassen tegen de superieure Japanse vuurkracht. Op 8 maart 1942 capituleert het KNIL in Bandoeng. Wilhelmus wordt diezelfde dag nog in Tjimahi krijgsgevangen genomen en samen met duizenden andere Nederlandse militairen afgevoerd naar de Javaanse kampen.
In augustus wordt Wilhelmus naar het vasteland van Zuidoost-Azië getransporteerd, om daar als dwangarbeider te werken aan de Birma-spoorlijn. Hij komt er uiteindelijk terecht in een van de Thaise kampen rond de Drie-Pagodenpas, middenin de bergachtige regenwouden, op de grens tussen Birma en Thailand.
Werken aan de ‘dodenspoorlijn’ betekent lange dagen van extreem zwaar werk in het broeierig hete weer van de tropen. De voeding schiet schromelijk tekort voor het zware werk en medicijnen tegen endemische ziekten zijn nauwelijks voorhanden. Ondertussen staan de gevangenen bloot aan stelselmatige mishandeling door de bewakers en lopen ze grote kans in hun verzwakte toestand ernstig te verongelukken.
Ook voor Wilhelmus worden de ontberingen uiteindelijk te veel. Op 22 augustus 1943 wordt hij ziek afgevoerd naar het Birmese kamp Aparon, 83 kilometer van het het westelijke beginpunt van de lijn in Thanbyuzayat. Daar bezwijkt hij een maand later, op 23 september 1943 aan de gevolgen van bloedvergiftiging, veroorzaakt door de slechte omstandigheden langs het spoor. Wilhelmus is 44 jaar geworden en vindt zijn laatste rustplaats op de oorlogsbegraafplaats in Thanbyuzayat. Hij laat een weduwe achter.
Reactie toevoegen