Jan wordt geboren op 8 februari 1921 in Utrecht als oudste zoon van Theodorus Oudemans, beheerder van Landgoed Schovenhorst in Putten en Janna Hacke. Hij is student aan de landbouwschool in Wageningen en zet zich tijdens de Duitse bezetting met vier studiegenoten Dick Los, Jan de Konink, Jan van Dongen en Jan Wolterson in voor het verzet. Als ze gedwongen worden om de loyaliteitsverklaring te tekenen, besluit het vijftal onder te duiken. Ze vinden een geschikte schuilplaats in Noord-Brabant, in de bossen van Landgoed De Utrecht te Esbeek. Met toestemming van rentmeester Wormgoor bouwen ze daar in mei 1943 een schuilplaats achter de boerderij van Adrianus de Bruijn (later herberg In den Bockenreyder). Als het begin november te koud wordt, verhuizen de studenten naar een kippenhok op het terrein van Adrianus dat ze met stromatten isoleren.
De ondergedoken studenten worden tijdens patrouille ontdekt door de marechaussee Karst Smit die zelf ook in het verzet blijkt te zitten en met collega Albert Wisman en de Hilvarenbeekse gebroeders Eugène, Marcel en Staf van der Heijden en hun vader Jos. Samen starten zij in 1943 een pilotenhulplijn om neergestorte geallieerde piloten te verbergen en met behulp van valse paspoorten via Brussel naar Parijs te brengen. De studenten zijn bereid mee te helpen en halen vanaf dat moment regelmatig vluchtelingen op van station Tilburg om hen tijdelijk onder te brengen in de schuilplaats bij Esbeek.
Op 14 november 1943 wordt de 22-jarige bommenrichter Tom Applewhite, drie dagen eerder bij Hedikhuizen terechtgekomen nadat zijn vliegtuig bij Dussen was neergestort, via de familie Van der Heijden naar de schuilplaats gebracht. De volgende dag al wordt hij door Eugène vermomd naar Brussel begeleid. Toms kompaan boorschutter Malavasi komt dan net diezelfde dag aan op de schuilplaats, maar er is te weinig tijd voor Tom om hem in de schuilplaats op te wachten, dus zou Malavasi hem later met de begeleider Willem Schmidt in Brussel treffen. De studenten in de schuilplaats zijn het er niet mee eens dat Willem dan bij de schuilplaats zou komen, omdat hij bij arrestatie hun plaats zou kunnen verraden. Niettemin haalt Willem Malavasi op en samen vertrekken ze naar België.
Terwijl ze later die 15e november in Turnhout op de tram wachten, worden ze overvallen door noodweer en gaan schuilen in een café dat vol Duitsers blijkt te zitten. Malavasi trekt vanwege zijn Zuid-Europese uiterlijk onmiddellijk de aandacht en de twee worden ter plekke gearresteerd. Als ze later onder bewaking aankomen in Brussel, worden ze opgewacht door twee Nederlandse, in België wonende vrouwen die Schmidt herkennen, maar een van de Duitse agenten voor de gevluchte vliegenier houden. De vrouwen worden ter plekke gearresteerd; het duurt niet lang voordat Schmidt zijn contacten met de hulplijn toegeeft en een golf van arrestaties wordt verricht onder alle betrokkenen (Tom is inmiddels verder doorgereisd en zou uit handen van de Duitsers blijven).
Op 17 november waarschuwt Albert de studenten dat de hulplijn is ontdekt. De studenten achten het echter nog veilig genoeg om tot de ochtend te wachten met vluchten; de slechte wegen zullen de Duitsers vanuit België vermoedelijk hinderen. Bovendien wordt het te gevaarlijk gevonden om ’s nachts – als toch geen treinen vanuit Tilburg meer rijden – de weg op te gaan.
De volgende dag slaan de Duitsers toe in Hilvarenbeek en Esbeek. Bij de familie Van der Heijden wordt Jos met zijn zoons Marcel en Staf gearresteerd; alle drie zouden om het leven komen in de Duitse kampen. Diezelfde dag wordt ook de schuilplaats van de studenten ontdekt. Jan Wolterson weet die ochtend op tijd weg te fietsen naar Tilburg en in Haarlem onder te duiken. Dick Los, herstellend van een oorinfectie in een ziekenzaal in Esbeek, kan ook op tijd ontkomen. Jan van Dongen ontsnapt op het moment dat de Duitsers naderen; hij ontkomt, maar zou in september 1944 in Biest-Houtakker om het leven komen als zijn schuilplaats bij Piet Leermakers wordt overvallen.
Jan Oudemans bevindt zich op dat moment in de woning van assistent-boswachter Geert Maillee. Jan de Konink probeert hem op tijd te waarschuwen van de Duitse acties en snelt zich naar Maillees woning. Daar worden ze echter door de Duitsers opgewacht en ter plekke gearresteerd. Jan Oudemans gooit uit wanhoop zijn dagboek met daarin de namen van geholpen piloten in een buiten-wc, maar wordt gedwongen die weer eruit te halen.
Jan Oudemans en Jan de Konink worden door de Duitsers veroordeeld tot Nacht und Nebel; ze moesten spoorloos verdwijnen in de Duitse kampen, zonder dat hun nabestaanden iets over hun lot zouden vernemen. Ze komen terecht in het concentratiekamp Sonnenburg (nu Słońsk in Polen), ondergebracht in een voormalig tuchthuis, tachtig kilometer ten oosten van Berlijn. Daar wordt Jan Oudemans op 5 januari 1945 gefusilleerd. Hij is 23 jaar geworden. Jan de Konink zou met een groep Nederlandse verzetsstrijders op 31 januari hetzelfde lot ondergaan.
Reactie toevoegen