Nederlands-Indië, 1945-1949
Twee dagen na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 roepen Soekarno en Mohammed Hatta de onafhankelijkheid uit van Indonesië. Daarmee is het einde verklaard aan drie eeuwen Nederlandse, koloniale heerschappij over de archipel. Zodra de Britten en de Nederlanders aanstalten lijken te maken om hun gezag te herstellen, breekt de chaotische periode van de Bersiap (‘wees paraat’) aan, waarin buitenlanders en tot vijand verklaarde Indische en Europese Nederlanders slachtoffer worden van geweld en vervolging.
Nederland is dan nog maar amper bevrijd en moet zijn strijdmacht vrijwel van de grond af aan opnieuw opbouwen. Desondanks worden er ‘gezagsbataljons’ van oorlogsvrijwilligers uitgezonden om de orde en rust in de archipel te herstellen.Wat Den Haag betreft, moet in Indië nog het laatste, smeulende vuur van de Tweede Wereldoorlog worden geblust.
Nederlands-Indië of Indonesië
Dat de relatie tussen Nederland en Nederlands-Indië - of Indonesië - na 1945 moest veranderen, wordt in Nederland erkend. Dat streven was immers door Koningin Wilhelmina uitgesproken in haar verklaring van december 1942. Maar wat die nieuwe verstandhouding zou moeten inhouden, staat ter discussie. Den Haag zoekt zo met gematigde Indonesische politici naar een constructie waarin beide landen politiek verenigd blijven. De revolutionairen onder Soekarno en Hatta worden door de regering en het opperbevel daarbij niet beschouwd als serieuze gesprekspartners. Zij zouden slechts een kleine groep gewelddadige extremisten vormen die de bevolking als geheel niet vertegenwoordigt. Bovendien worden de revolutionairen ervan verdacht door de Japanners te zijn opgeleid, wat hen weinig meer dan landverraders zou maken.
Die zienswijze negeert echter hoe breed de roep om totale onafhankelijkheid in Indonesië wordt gedragen en op hoeveel steun Soekarno kan rekenen bij de bevolking. Ook in het buitenland, met name in Australië, leeft sympathie voor de Indonesische zaak, ondanks dat ook andere buitenlandse groepen slachtoffer worden van het soms extreme geweld van de Bersiap.
Nederland staat dan ook vrijwel alleen als het troepen wil uitzenden om vrede en gerechtigheid in de archipel te herstellen, in de verwachting dat vervolgens in een sfeer van redelijkheid de toekomst van Indonesië kan worden besproken.

200.000 Dienstplichtigen
Eind 1945 wordt zelfs actieve hinder ondervonden van de Britten die de Nederlanders geen toestemming geven om te landen op Java of Sumatra, aangezien er nog Britse troepen op de archipel zijn die niet in een nieuw conflict betrokken willen raken. (Kort daarvoor hebben ze zelf een felle strijd geleverd tegen de republikeinen in de Slag om Soerabaja, maar al snel slaat de stemming bij de Britten om ten gunste van de Indonesische onafhankelijkheid.) Het is tekenend voor de feitelijke machtsverhoudingen op dat ogenblik: Nederland had niets meer te zeggen in zijn voormalige kolonie.
Vanaf 1946 komt de stroom van Nederlandse militairen richting Indië op gang. Uiteindelijk zouden er 200.000 dienstplichtige jongeren worden uitgezonden om deel te nemen in een slijtageslag van vier jaar. In verreweg de meeste gevallen gaat het om jongeren van begin twintig die tot dan toe amper dertig kilometer van huis waren geweest. De meesten van hen gaan ook met tegenzin; na vier jaar oorlog en bezetting hebben zij hun hoofd meer bij de toekomst. Ook wordt hen amper verteld tegen wie ze vechten en wat ze in Indië kunnen verwachten. Met slechts enkele maanden training en uitgerust met Brits en Amerikaans gedumpt legermaterieel, worden ze voor een zeereis van een maand naar de Oost gezonden. Voor sommigen is het een avontuur, maar velen hebben heimwee en bijna alle soldaten worden vroeg of laat ziek door tropische ziekten en het klimaat.

Politionele Acties
Het conflict in Indië wordt gekarakteriseerd door guerrillastrijd van aanslagen, infiltraties, hinderlagen en overvallen. De revolutionairen maken zichzelf onzichtbaar door geen uniformen te dragen en zo geruisloos op te gaan in de bevolking. Slechts op enkele momenten is er sprake van grootschalig militair optreden: bij landingen van de mariniers in Soerabaja en langs de kusten van Java en tijdens de bloedige Slag om Palembang van januari 1947.
Onderhandelingen tussen Den Haag en de republikeinen in Djokjakarta verlopen ondertussen moeizaam. Ieder voorstel waarin Nederland betrokken blijft bij de toekomst van Indonesië, wordt afgewezen, of stuit op weerzin aan beide zijden. Om zijn positie te versterken, gaat Den Haag tot tweemaal toe over tot grootscheepse ‘politioneel-militaire’ offensieven: de Politionele Acties van zomer 1947 en van de jaarwisseling 1948-1949. Ieder van de Acties duurt twee weken en vindt in hoofdzaak plaats op Java en Sumatra. De Eerste Politionele Actie heeft tot doel de Republiek naar de onderhandelingstafel te dwingen door economisch vitale gebieden op beide eilanden veilig te stellen. Tijdens de Tweede Politionele Actie wordt niet minder dan de politieke en militaire uitschakeling van de Republiek beoogd.

De Nederlandse strijd onder druk
Beide Acties zijn tactisch gezien een succes. Alle doelen worden binnen de gestelde termijnen gehaald en na de Tweede Politionele Actie wordt de republikeinse regering zelfs gearresteerd. Maar beide overwinningen blijken een illusie. De Nederlandse troepen zijn namelijk overbelast. Met nauwelijks afdoende versterkingen moeten zij na afloop van de Acties een veel groter gebied zien veilig te stellen. Dan blijkt ook dat de revolutionaire strijdkrachten tijdens de Acties opzettelijk de confrontatie uit de weg waren gegaan en zich hadden teruggetrokken in de binnenlanden. Vooral vanaf januari 1949 neemt de guerrillastrijd in ongekende hevigheid toe met vrijwel dagelijks dodelijke aanslagen en infiltraties.
Doorslaggevend zijn uiteindelijk de diep negatieve reacties in het buitenland op het Nederlandse optreden. Australië was sinds het begin van het conflict een felle tegenstander van het Nederlandse beleid. Vanaf september 1948 hebben ook de Verenigde Staten zich sympathiek verklaard met de Indonesische republiek, nadat de revolutionairen in Madioen op Java een communistische opstand hebben neergeslagen.
Uiteindelijk zwicht Den Haag onder de internationale druk om de strijd te staken. In december 1949 erkent Nederland met de Soevereiniteitsoverdracht definitief de onafhankelijkheid van Indonesië. De Nederlandse troepen worden in de loop van 1950 en 1951 gerepatrieerd. 6600 Nederlandse gesneuvelden, onder hen 450 Brabanders, blijven achter op de militaire erevelden op Java.

Gesneuvelden

Johannes Nooijen, Oosterhout 1925
Tjibogo, 2 augustus 1947
Marinus van de Wijngaart, Eysden 1925
Padang, 31 juli 1947
Adrianus Mouwen, Oudenbosch 1923
Medan, 21 juli 1947
Wilhelmus Feijen, Sprundel 1924
Klari, 22 juli 1947
Frans van Iersel, 's-Hertogenbosch 1921
Sitoebondo, 25 juli 1947Jo Jansen, 's-Hertogenbosch 1914
Palembang, 21 juli 1947
Bart van Rixtel, 's-Hertogenbosch 1927
Tegalampel, 3 augustus 1947
Willem van Zandbeek, Sint-Michielsgestel 1923
Kebon Pisang, 21 juli 1947
Gerard Janssens, Tilburg 1925
Tjomal, 3 augustus 1947
Wim Simons, Tilburg 1927
Bondowoso, 5 augustus 1947
Antoon van Hilst, Baardwijk 1925
Tjibeber, 31 juli 1947Joost Crommentuyn, Budel-Schoot 1920
Tasikmalaja, 1 augustus 1947
Martinus de Bruijn, Ginneken 1928
Kediri, 1 januari 1949
Jacobus Clement, Budel-Schoot 1927
Bobotsari, 24 december 1948
Jan van der Made, Made 1916
Salem, 20 december 1948
Wim Boons, Raamsdonk 1926
Bobotsari, 25 december 1948
Piet van Asten, Leende 1925
Kediri, 30 december 1948
Sjef Callaars, Helmond 1928
Blora, 29 december 1948
Cees van Delft, Drunen 1927
Bobotsari, 24 december 1948
Jo van Heertum, Schijndel 1926
Bobotsari, 24 december 1948
Mies van Zoggel, Schijndel 1926
Goetjè, 4 januari 1949
Piet Jonkers, Oss 1925
Semarang, 21 december 1948
Merten Janssen, Roosendaal 1919
Sapoeran, 24 december 1948
Wilhelmus Konings, Rucphen 1926
Bobotsari, 24 december 1948
Johannes Luiken, Breda 1926
Soerabaja, 24 december 1948
Wim Kuijpers, Sint-Michielsgestel 1927
Bobotsari, 24 december 1948
Wim van de Moosdijk, Someren-Dorp 1928
Cheribon, 22 december 1948
Koos Poulus, Dinteloord 1926
Kediri, 25 december 1948
Petrus van Riel, Tilburg 1926
Djokjakarta, 30 december 1948
Reacties
Heb zelf in Nieuw-Guinea plaats Merauke gezeten 1661- 1962 .
Bedankt voor je reactie B. Jansen, dat was dus ook nét voor de onafhankelijkheid van dat gebiedsdeel.Jullie tijd daar zal vast een blijvende indruk gemaakt hebben op jou en je mede-soldaten.
respect voor de lijst, maar ik mis mijn oom hierop die is overleden op 6-3-1949 te Solo
Goedendag,
Wellicht is het mogelijk om de eenheid te vermelden bij de namen. Bij voorkeur tot op Bataljon nauwkeurig. Voorbeeld: 5-5 R.I. , oftewel: 5e Bataljon van het 5e Regiment Infanterie. Waarom? Er zijn best wel veel nazaten die details willen weten van voorouders in Indië ingezet zijn geweest.
Met vriendelijke groet,
Willem de Niet
Beheerder Historische Collectie Regiment Infanterie Oranje Gelderland
Stameenheden: 5 R.I. en 8 R.I.
Wat goed dat je dit aan geeft, Corry! Hartelijk dank voor je reactie. Ik ga je opmerking over je oom doorgeven aan één van mijn collega's en hij zal hier binnenkort bij je op terugkomen.
Ook jouw tip ga ik natuurlijk doorgeven aan mijn collega, Willem. Bedankt voor het meedenken!
Hallo Conny,
Is Hubertus den Brok wellicht je oom? Als dat zo is, dan is hij gelukkig al wel in onze eregalerij opgenomen met een eigen pagina. Hij staat inderdaad niet in dit overzicht, maar dit is dan ook maar een kleine en willekeurige selectie van de ruim 450 Brabantse militairen die in Nederlands-Indië sneuvelden.
Hallo Willem, zulke gegevens zijn inderdaad belangrijk voor de identificatie van de slachtoffers. Ze staan een beetje verstopt, maar de eenheidsgegevens kun je terugvinden op de individuele pagina's van de gesneuvelden, in de uitklapbare rubriek "meer informatie".
Reactie toevoegen